Maran kippen
Ze worden ook wel de kip met de gouden eieren genoemd.
Hoewel dit ras pas in 1931 officieel erkend is in Frankrijk en daardoor één van de jongste Franse rassen is, gaat de geschiedenis van dit ras terug tot de 12de eeuw. Over de rassen, die aan het ontstaan van de Marans hebben bijgedragen, verschillen de landen waar ze erkend zijn nogal van mening. De rassen die genoemd worden zijn: Mechelse hoen, Cou-cou de Rennes, Croad-Langshan, Faverolles, Gestreepte Plymouth Rock, Braekel, Brahma, Oud Engelse vechter en Gatinaise. Bij het lezen van deze namen moet men niet denken dat deze rassen er net zo uit zagen als in onze tijd; de oude types wijken nogal af van de huidige en verschillende rassen leken erg veel op elkaar.
Marans danken hun naam aan het kustplaatsje Marans in de Charente-Maritieme. In het verre verleden was het een drukke zeehaven. In de 12de eeuw waren er ideale omstandigheden om pluimvee te houden. Daar werd door de boeren in die tijd gretig gebruik van gemaakt. Het was bijvoorbeeld gunstig dat in de streek rond Marans veel graan werd verbouwd, dus voedsel voor de hoenders genoeg. De aanwezigheid van de vele kloosters in de streek garandeerden een belangrijk afzet gebied; vlees was daar vaak verboden (vasten) maar eieren niet. Ook de talrijken schepen die de haven van Marans aandeden kochten veel eieren en hoenders als voedsel voor de reis. Er was dus een levendige pluimveecultuur. Over de herkomst van de toen gehouden boerenhoenders is niet veel bekend. Wat we wel weten is dat er Oud Engelse vechters in gefokt zijn. Dit waren vaak hanen die de hanengevechten overleefd hadden die aan boord van de schepen werden gehouden.
In de 17de eeuw werden door Hollandse arbeiders, die de polders in de Vendee droog legden, hoenders uit Zeeuws Vlaanderen mee gebracht. Deze hoenders zijn vermoedelijk de Braekel en de Vlaanderse koekoek geweest, want die waren er al in die tijd. De Vlaanderse koekoek was de voorouder van de Mechelse koekoek en deze twee rassen vermengden zich met de hoenders uit de landstreek.
In 1876 en 1893 werden Langshans ingevoerd. Van de Langshans – een Chinees ras – werd verteld dat ze van de wilde kalkoen afstammen. Deze afstamming zou de speciale bruine eikleur in het ras gebracht hebben. De Langshans werden gekruist met de hoenders die in die tijd gehouden werden in de departementen Vendee, Charente en Poitou. De schepen die in de haven van Marans aanlegden, zullen vermoedelijk wel meer vreemde rassen mee gebracht hebben in de loop der jaren. Die kunnen er ook in gefokt zijn, maar daar is niets van op papier gezet.
In 1929 zijn de Marans al in Engeland ingevoerd, maar daar besloot men om ze zonder voetbevedering te fokken. Dit heeft men in anderen Engels talige landen overgenomen. Al met al heeft de Marans dus een zeer rijke historie. Het is dan ook een heel speciale hoendersoort waar altijd wat mee aan de hand is, wat geen wonder is met zo’n geschiedenis.
Uiterlijke kenmerken:
De Marans is een grote langgerekte kip met matige voetbevedering. De Marans heeft een enkele kam en rode oren. Een haan kan tussen de 3,5 en 4 kilo zwaar zijn een hen iets lichter tussen de 2,5 en 3 kilo.
De kleurslagen van de Marans zijn roodkoperzwart, zwart, wit, goudkoekoek, zilverkoekoek en koekoek. De Marans is een vertrouwelijk dier dat rustig is in de omgang en ook niet enorm woelt in de tuin. Ze kunnen ook heel makkelijk in een ren gehouden worden.
De bijzondere eieren zijn donker rood van kleur.
Karakter eigenschappen:
Het ras is zeer gemakkelijk om te houden en ze zijn geen fanatieke krabbers die de hele tuin op zijn kop zetten. De Marans zijn rustig en vertrouwelijk in de omgang ook met kinderen.
Overige kenmerken:
Ook de dieren die voor de tentoonstellingen worden gehouden kan je gewoon loslaten lopen want de lichte voetbevedering beschadigd niet zo snel.